De bouw uit de schaduw – 2002

Als onderdeel van de parlementaire enquête naar de bouwfraude (2002) – beter bekend als de Enquête Bouwfraude – heeft de onderzoekscommissie in overweging gegeven ‘om bij het onderzoek naar de structuurkenmerken van de Nederlandse bouwnijverheid ook de woningbouw en met name de samenwerkingsconstructies op Vinex-locaties te betrekken’.  In haar overwegingen betrok de commissie destijds dat het Rijk meer dan 3 miljard euro investeert in de Vinex-locaties via het Besluit Locatiegebonden Subsidies, 1,45 miljard in de grondkosten, 230 miljoen euro voor grondsanering,1,5 miljard voor infrastructurele projecten en daarnaast nog een uitkering verstrekt aan onevenwichtig groeiende gemeenten. Deze rijksbijdragen waren bedoeld als hefboom voor de ontwikkeling van de locaties en hun ontsluiting.

De commissie constateert onder meer dat voor gemeenten met grondposities van marktpartijen het feitelijk onontkoombaar is om met deze partijen in zee te gaan. Beperking van de mededinging lijkt in het Vinex-proces te zijn verweven in de vorm van het bouwclaimmodel. Grote <<onregelmatigheden>> in de zin van het woord als zoals door de NMa gehanteerd, zijn binnen de VINEX-woningbouw niet aangetoond. Wel zijn er onevenwichtigheden in de marktwerking en de prijs/kwaliteitsvorming binnen de structuur van het bouwclaimmodel.

Deelrapport Casuïstiek uit de bouwnijverheid (pdf download, pag 773 t/m 826).